Hoewel het bereik van de jeugdzorg in de loop van zijn geschiedenis exponentieel is toegenomen, en hoewel ook de burgerschapsidealen evolueerden, blijft deze logica gehandhaafd doorheen alle hervormingen van de jeugdzorg. De Integrale Jeugdhulp is in dat opzicht ambigu: aan de ene kant bevestigt het stelsel de “niet-geargumenteerde noodzaak tot ingrijpen”, maar aan de andere kant opent het stelsel ook de mogelijkheid ingrijpen in opvoeding te argumenteren door zijn verwijzing naar de sociale grondrechten.
De inleider gaat hier verder op in aan de hand van een historische case-study van Jongerencentrum Cidar, die o.m. leert dat het ontwikkelen van “alternatieven” niet noodzakelijk leidt tot een andere pedagogie. Uit de reconstructie van 7 lopende knelpuntdossiers kon dan weer afgeleid worden dat de ontwikkeling van een subjectiverende pedagogie in de jeugdzorg gebonden is aan enkele voorwaarden: (1) pedagogisch handelen dient zelf opgevat te worden als handelen dat telkens opnieuw opgebouwd wordt in de interacties tussen professionals, jongeren, ouders en andere betrokkenen en (2) het spreken, tonen en doen in dit pedagogisch handelen dient vatbaar te blijven voor de vraag “waarom”, een vraag die vanuit uiteenlopende perspectieven gesteld kan worden.SPREKERS
dr. Karel De Vos is directeur van de Vuurvogel en deeltijds praktijkassistent aan de Vakgroep Sociaal Werk en Sociale Pedagogiek (UGent)